Watertanks Vion. Foto: Marc Bolsius 

Hydrobusiness, gevestigd op het terrein van Vion, plaatste vorig jaar zonder vergunning twee reusachtige afvalwaterbuffertanks. Inmiddels ligt de aangevraagde omgevingsvergunning  en de bijbehorende documenten over geluid en geur ter inzage. De termijn om zienswijzes in te dienen is inmiddels nagenoeg verstreken. Gezien de complexiteit van de materie verwachten wij nauwelijks zienswijzes. Omdat de vergunning mede gebruikt wordt voor de revisievergunning, die wordt opgesteld voor de middellange termijn, willen wij graag uw aandacht. Het afvalwater is overigens een van de grootste stankbronnen.

PvdA-GroenLinks ziet echter dat een aantal belangrijke aspecten niet in de rapporten en vergunningsaanvraag zijn meegenomen, daarom stellen we vragen. We stellen deze vragen minstens omdat de geurrapporten van Vion enkele keren opnieuw moesten worden bijgesteld. We zouden het op prijs stellen als de onderstaande vragen eerst zijn beantwoord en in de techniek is doorgevoerd vóórdat de vergunningsaanvraag definitief wordt afgegeven. We krijgen anders een déja-vu. Bovendien hechten we grote waarde aan volledige rapporten niet gebaseerd op een papieren werkelijkheid maar de werkelijke beleving. Bij windstilte blijft stank namelijk hangen.

Tevens gaan we ook in op de situatie rondom geuroverlast van Vion. In de brief d.d.16 maart jl. met kenmerk Z/154858 komt ODBN tot de conclusie dat de geurbelasting van Vion niet voldoet aan de normen uit de revisievergunning voor de woningen aan Stapelen en bij de parallelweg 29 tot en met 35.

Uit de toelichting blijkt dat er op een aantal  essentiële punten een onderschatting heeft plaatsgevonden met betrekking tot de ingangsgegevens van het gehanteerde geurmodel. De belangrijkste hierbij zijn de “wacht- en losplaats” en de wasplaats voor de vervuilde veewagens. Deze noemen wij in dit document verder “stalfuncties”. 

  1. Deelt het College de mening dat de wacht- en losplaats in combinatie met de wasplaats als geheel in feite vergelijkbaar is met een varkensstal, en dat daarvoor in feite dezelfde vergunningsaanpak zou moeten gelden?
  1. Deelt het College de mening dat de gehele cyclus van stallen (wachten en lossen) en mestverwerking (rijroute naar wasplaats en wasplaats veewagens)  conform een stal in een volledig gesloten omgeving moet plaatsvinden?
  1. Deelt het college de mening dat aan de luchtzuivering van de bovengenoemde “stalfunctie” dezelfde eisen moet worden gesteld als aan veestallen, en dat deze zuivering apart moet worden gehouden van de rest van de fabriek?

Motivering

De motivering is alsvolgt: De varkens worden uit de wijde omgeving aangevoerd met grote veewagens. Tijdens dit transport is het niet te voorkomen dat de varkens poep en urine op de vloeren van de wagens achterlaten, dat zich ook met elkaar vermengt. Dit geeft naast stank ook emissie van stikstof. De wacht- en losplaats hebben samen een stalcapaciteit van 3.000 tot 4.000 varkens. De emissie van stank en stikstof gaat in deze stal door en de ruimte is half open. Ook het poep- en urinetransport gaat via de buitenlucht: de lege veewagens rijden, in de continue emissie van stank en stikstof vervolgens in de buitenlucht door naar de wasplaats om daar ontstaan te worden van poep en urine. Ook dit zijn alle dus open activiteiten. In een gesloten varkensstal geschiedt de afvoer van poep en urine  via een volledig gesloten systeem, volgens strenge regels, hoewel in beide situatie in feite dezelfde activiteiten plaatsvinden.

De geur die van de “stal” afkomt is, is fundamenteel anders dan de geur vanuit de slachterij. In het eerste geval gaat het om poep en urine, in het tweede geval vooral om kadaverlucht en (onvolledig verteerde) darminhoud, met  een andere samenstelling aan stoffen een hogere hedonisme factor. Deze moet daarom ook vergunningtechnisch apart bezien kunnen worden.

  1. Deelt het College de mening dat de emissies van de stal- en wascapaciteit, conform een varkensstal, moet worden gebaseerd op “stalcapaciteit” en niet op een aanname van gemiddeld aantal wachtende veewagens? 

Motivering

De vergunning en de geurgerekeningen moet worden gebaseerd op capaciteit en niet zozeer of die capaciteit volledig wordt benut. Dit laatste is afhankelijk van de praktijk en dit verifieerbaar. Door middeling in de huidige geurberekeningen wordt de geuremissie verlaagd, terwijl volbelasting van de wacht- en loscapaciteit wel mogelijk is en wordt vergund, en daardoor ook geregeld kan voorkomen. 

  1. Deelt het College de mening dat de stikstofemissies van de stalfuncties moet worden bepaald op basis van capaciteit en ook gerelateerd moet worden aan de beschikbare stikstofruimte, en dat dit mogelijk restricties oplegt aan de capaciteit van de stalfuncties op deze locatie. 

Motivatie

De lokatie van Vion ligt dicht bij een Natura-2000 gebied en woonkern, wat slechts een zeer beperkte stikstofruimte geeft voor de stalvoorzieningen van Vion, die voorheen werden aangeduid als “wachtruimte”. Zoals eerder aangeduid zijn “Wachtruimte” en “stal” milieutechnisch vrijwel synoniem, met dat verschil dat de “wachtruimte” open is en een stal volledig gesloten.  De stikstofemissie van de “wachtruimte” is momenteel daarom veel groter dan die van een gesloten stal. Met de Kampina hemelsbreed dichtbij  kan dit een restrictie geven.

  1. Deelt het College de mening dat er een goede controle mogelijk moet zijn op de geuremissie van Vion en niet gebaseerd moet zijn op  aannames, toevalligheden en expert judgements?

Motivering

Het geurrapport is gebaseerd op “volgens opgave” van Vion zelf en op expert judgemments. Bijvoorbeeld over of een ventilator wel of niet wordt gebruikt, oefen bepaald aantal uren aan staat. of een geuremissie uit een uitgaande pijp.  Deze zijn weliswaar door “op papier”  ODNB beoordeeld, maar niet bepaald. Op deze manier is de actuele geursituatie niet te bepalen en is er geen goede controle mogelijk. Dit betekent dat in een vergunde situatie zoveel mogelijk onzekerheden en onduidelijkheden moeten worden vermeden. Bijvoorbeeld door niet in gebruik zijnde ventilatoren te verwijderen, open gaten te dichten en deuren/luiken voor aan- en afvoer te voorzien van luchtsluizen.

  1. Deelt het College de mening dat het vooraf helder moet zijn bij welke geurlasten rendementen van de luchtzuiveringen wordt voldaan aan de geurnormen en dat deze ook gemonitord moeten worden, en dat hiervoor voldoende maatwerkvoorschriften in de vergunning moeten worden opgenomen om dit te kunnen waarborgen?

Motivering

Sinds 2018 is al duidelijk dat combi-luchtwassers bij veestallen veel lager is dan vooraf aangenomen. Ook de metingen in het verleden aan de luchtzuiveringen van Vion tonen grote verschillen aan en lagere rendementen dan voorheen aangenomen, ondermeer afhankelijk van de staat en het onderhoud. Dit is dus niet met een kental te ondervangen.  Bij te gunstige aannames wordt de geurnorm overschreden. Het moet bij de vergunning aanvraag daarom duidelijk zijn, welke maximale belasting en minimaal rendement van de luchtzuiveringen nodig zijn om aan de eisen te kunnen voldoen. Vion zal moeten concretiseren op welke wijze dit zal worden bereikt en gemonitord zal worden.

  1. Deelt het College de mening dat Hydrobusiness bij de vergunningaanvraag van de twee buffertanks de geuremissie door de verdringingslucht niet heeft meegenomen en dat dit wel nodig is?

Motivatie

Wij zien in de berekening alleen een geuremissie per vierkantemeter oppervlakte van de buffer. De buffers zijn hoog en smal en hebben daardoor een gering oppervlak. Het gaat echter om de verdringingslucht die verzadigd is met geurstoffen en aanleiding kan geven op stank. Was voorheen sprake van nauwelijks verontreinigd water, kan het in deze aanvraag ook om sterk vervuld afvalwater met een hoge geurinhoud gaan, waardoor lokdeze verdriningslucht kan geurhinder kan veroorzaken.